In advocatentelevisieserie The Good Wife krijgt hoofdpersoon en advocate Alicia Florrick te horen dat haar cliënt een riante schadevergoeding krijgt aangeboden van de tegenpartij. Florrick is stomverbaasd. “Ik had er helemaal geen fiducie in”, schrijven de vertalers in de ondertiteling. Ze had er geen wát in?
Betekenis en synoniemen
De positieve uitspraak van de rechter verraste Florrick zo omdat ze helemaal geen vertrouwen had in de zaak, dat is namelijk wat ‘geen fiducie hebben in iets’ betekent volgens Woorden.org. Zowel het puzzelwoordenboek van Mijnwoordenboek.nl als Synoniemen.net vermelden ‘vertrouwen’ en ‘geloof’ als synoniem van ‘fiducie’. Het Woordenboek der Nederlandsche taal, het Middelnederlandsch woordenboek, het Vroegmiddelnederlands woordenboek en het Oudnederlands woordenboek maken onderdeel uit van de Geïntegreerde Taalbank (hierna GTB) en noemen de volgende, uitgebreide betekenis:
Het gevoel dat men zich op een persoon of zaak verlaten kan; vertrouwen op de toekomst van een persoon, op den afloop van eene zaak enzovoort. Vooral in de spreektaal.
Mijnwoordenboek.nl maakt ook melding van ‘confidentie’ als betekenis, een woord dat sterk lijkt op het Engelse ‘confidence’, maar in het Nederlands op zichzelf een moeilijk woord is.
Het woord ‘confidentie’ blijkt niet alleen ‘vertrouwen’ en ‘vertrouwelijkheid’ te betekenen (zoals Mijnwoordenboek.nl stelt), maar wordt volgens het Algemeen Nederlands Woordenboek en Synoniemen.net ook gebruikt in formeel taalgebruik en met de betekenis ‘vertrouwelijke mededeling, meestal over persoonlijke aangelegenheden’. Mijnwoordenboek.nl noemt daarnaast ‘uitboezeming’ als synoniem, een oud woord (archaïsme) dat ‘emotionele uiting’ betekent.
De Etymologiebank maakt bovendien melding van een aan ‘fiducie’ verwant bijvoeglijk naamwoord in het Nederlands, namelijk ‘fideel’. Dit woord betekent ‘vrolijk’, ‘vertrouwelijk’, ‘lustig’ en ‘aardig’ en wordt wel gebruikt in zinsneden als de volgende:
‘een fidele man’
‘dat is heel fideel van hem’
De Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren vermeldt ook ‘getrouw’ en ‘gemoedelijk’ als betekenis van ‘fideel’ en Woorden-boek.nl noemt ‘leuk’, ‘lustig’ en ‘trouwhartig’.
‘Infideel’ bestaat ook en betekent volgens Encyclo ‘ontrouw’ en ‘trouweloos’; het kent ook een zelfstandig naamwoord, namelijk ‘infideliteit’ (ontrouw, trouweloosheid).
Herkomst
‘Fiducie’ komt volgens de Etymologiebank oorspronkelijk van het Latijnse ‘fiducia’, wat ‘vertrouwen’ en ‘stellige verwachting’ betekende. ‘Fiducia’ is op zijn beurt afgeleid van het werkwoord ‘fidere’, in het Nederlands ‘vertrouwen’. Het zelfstandige naamwoord ‘fiducia’ is verwant met ‘fidus’ (betrouwbaar, trouw) en fides (vertrouwen, trouw, betrouwbaarheid). Het woord zou de Nederlandse taal hebben bereikt via het Frans, dat het woord ‘fiducie’ (vertrouwen) kent sinds de zestiende eeuw. In het Nederlands zou het woord de eerste keer zijn gebruikt in 1553.
‘Fideel’ vindt zijn oorsprong in het Latijn, namelijk bij het woord ‘fidelis’ (getrouw, betrouwbaar), dat weer van ‘fides’ (trouw) komt. De Duitse taal kent ‘fidel’, de Fransen spreken van ‘fidèle’. De betekenissen die lijken op ‘trouw’ zijn vooral in lijn met de Latijnse herkomst, terwijl betekenissen als ‘vrolijk’ voortkomen uit de Duitse betekenisontwikkeling van dezelfde Latijnse woorden (vooral Duitse studenten gebruikten het woord ‘fidel’ vroeger).
De trappen van vergelijking van ‘fideel’ zien er uit als volgt:
- fideel
- fideler
- fideelst
Het hierboven genoemde ‘confidentie’, een synoniem van ‘fiducie’, komt ook uit het Latijn. Het is afkomstig van ‘confidentia’ (vertrouwen, zelfvertrouwen, brutaliteit) en is voortgekomen uit ‘confidens’, het tegenwoordig deelwoord van het werkwoord ‘confidere’ (vertrouwen op). We komen het woord al sinds 1577 in het Nederlands tegen. De GTB meldt dat ‘confidentie’ al lang verouderd is.
Zo zien we dat de fidele advocate Alicia Florrick niet alleen weinig vertrouwen had in de zaak die ze onverwachts won, maar dat ze er daarmee ook weinig fiducie én confidentie in had.
Recente reacties